Logopedie

Alles wat te maken heeft met het begrijpen en produceren van gesproken en geschreven taal is onderdeel van ons werkterrein. In onze praktijk bieden wij therapie en advies aan mensen die problemen ondervinden bij het communiceren.
Daarnaast besteden we aandacht aan de behandeling van eet-en drinkproblemen.
Bij welke problemen logopedie zinvol kan zijn leest u hieronder.

Preverbale logopedie

De behandeling van eet- en drinkproblemen bij kinderen valt onder preverbale logopedie:
logopedie voordat het spreken begint.
In de loop van het eerste levensjaar leert uw kind allerlei verschillende soorten voedsel eten en drinken.
Het kan zijn dat uw kind niet goed kan eten en/of drinken door een medisch probleem.
Ook kan het zijn dat hij niet wil of durft te eten door negatieve of onprettige ervaringen.
Een preverbaal logopedist begeleidt en adviseert hierbij en behandelt indien nodig.
Voor welke kinderen?
Preverbale logopedie is bestemd voor baby’s en jonge kinderen die moeite hebben met:
• drinken uit de borst
• drinken uit de fles
• eten van de lepel
• kauwen
• slikken
• drinken uit de beker
• controle van speeksel (overmatig kwijlen)
Uw kind kan bijvoorbeeld gaan kokhalzen, spugen of zich verslikken en zelfs voeding
gaan afweren of weigeren. Soms komt het voor dat een kind hierdoor een periode
afhankelijk is van sondevoeding.
De logopedist kan ook een rol spelen bij het afbouwen van de sondevoeding.
We spreken hier over baby’s en veelal jonge kinderen. Toch komt het soms ook voor
dat oudere kinderen begeleiding krijgen van een preverbale logopedist in verband met
eet- en drinkproblemen.

Behandeling en begeleiding:
• is gericht op het verbeteren van de mondmotoriek en het gevoel in het mondgebied
• bestaat uit het geven van adviezen en begeleiding aan u als ouders en uw directe
omgeving
• bestaat uit het direct behandelen van uw kind
• is individueel gericht en duurt 30-60 minuten per sessie
• kan bij u thuis of op de locatie van de therapeut plaatsvinden
Het uiteindelijke doel is dat uw kind veilig en voldoende eet en drinkt. Indien nodig werkt de
logopedist samen met andere hulpverleners die betrokken zijn bij het kind zoals bijvoorbeeld een
fysiotherapeut en/of een diëtist.
Verwijzing:
Behandeling en begeleiding vindt plaats op verwijzing van een (huis)arts of specialist. Het is
belangrijk dat de arts eerst bekijkt of er een medische oorzaak ten grondslag ligt aan de eet- en
drinkproblemen. De huisarts of specialist wordt op de hoogte gehouden van de bevindingen en
het verloop van de behandeling.
Vergoeding
Preverbale logopedie (aan huis) valt binnen het basispakket van de ziektekostenverzekering en
wordt volledig vergoed.

Taalontwikkeling

Normale taalontwikkeling

Een kind is vanaf de geboorte bezig zich voor te bereiden op het gebruiken van taal. Het kind begint rond negen maanden met natuurlijke gebaren en klanken zich duidelijk te maken. Enkele maanden later verschijnen de eerste woorden. De minimumspreeknormen van professor Goorhuis-Brouwer op het gebied van spraak en taal geven een indicatie.
12-18 maanden:
• Het kind begrijpt opdrachten met 2 woorden.
• Kan een of meerdere lichaamsdelen aanwijzen.
• Veel en gevarieerd brabbelen. Af en toe een herkenbaar woord.
18-24 maanden:
• Het kind zegt 5-10 woordjes.
2;0-2;6 jaar:
• Het kind begrijpt zinnetjes met 3 woorden.
• Spreekt in twee woorduitingen.
2;6-3;0 jaar:
• De woordopbouw is nog onvolledig.
• Twee en drie woorduitingen.
3;0-3;6 jaar:
• Het kind spreekt in 3 tot 5 woorduitingen.
• Ongeveer 75% van de spraak is verstaanbaar.
3;6-4;0 jaar:
• Het kind vertelt spontaan wel eens een verhaaltje.
• Het kind zegt is verstaanbaar.
4;0-5;6 jaar:
• Het kind kan een verhaal navertellen aan de hand van plaatjes.
• Maakt enkelvoudige zinnen.
• Problemen met meervoudsvormen en vervoegingen.
5;6 jaar en ouder:
• Goed gevormde, ook samengestelde zinnen. Goed verstaanbaar.

Spraakontwikkeling

Normale spraakontwikkeling
De spraakontwikkeling bij kinderen begint al als ze net geboren zijn. Baby’s reageren op geluiden en beginnen zelf ook geluiden en klanken te maken. Daarna zetten ze de klanken achter elkaar en worden het de eerste woordjes. Kinderen leren de verschillende klanken door imitatie van de ouders. Soms stagneert de spraakontwikkeling of komt niet goed op gang. Dit kan bijvoorbeeld door een (tijdelijk) gehoorprobleem. Ook in een normale spraakontwikkeling kan een kind nog niet alle klanken goed maken. Dit heeft te maken met de leeftijd van het kind. Een kind van 3 jaar hoort goed verstaanbaar te zijn voor zijn directe omgeving, een kind van 4 hoort goed verstaanbaar te zijn voor anderen.
Om meer inzicht te krijgen in de spraakontwikkeling staat hieronder een schema van de normale spraakontwikkeling.
Leeftijd 0 – 9 maanden:
• Huilen.
• Vooral eh-klanken.
• Het eerste brabbelen ( geluiden met vooral lipklanken die door het kind en de omgeving worden herhaald bijv.:bububu ).
Leeftijd 9 – 12 maanden:
• Imiterend brabbelen, (het kind oefent met de klanken die het hoort vanuit zijn omgeving)
• Wanneer een kind 1 jaar is, brabbelt het veel en gevarieerd.
Leeftijd 1½ jaar:
• Uitgebreid brabbelen.
• Eerste woordjes, de woordopbouw is vaak nog onvolledig (nog niet alle klanken worden gemaakt)
• Het kind kan de /p/, /t/, /m/ en /n/ aan het begin van een woord goed maken.
Leeftijd 2 jaar:
• Het brabbelen neemt af .
• Tweewoorduitingen. ( auto weg, hebbe koek)
• Het kind kan de /k/, /s/, /g/ en /h/ aan het begin van een woord goed maken.
• Het kind is voor 50% verstaanbaar voor anderen.
Leeftijd 3 jaar:
• Zinnen van 3 -5 woorden (zinsopbouw nog niet correct)
• De woordenschat breidt zich snel uit.
• Eerste medeklinkerverbindingen (stoel i.p.v. toel)
• Het kind is voor 75% verstaanbaar voor anderen.
Leeftijd 4 jaar:
• Uitbreiding medeklinkers en verbindingen,
• /l/,/r/,/sch/,/fl/,/kn/ en /zw/ kunnen nog moeilijk zijn,
• Het kind is verstaanbaar voor vreemden.
Leeftijd 5 jaar:
• De /r/ kan nog moeilijk zijn.
• Het kind kan nog moeite hebben met het uitspreken van woorden met drie of meer medeklinkers achter elkaar, zoals straat, herfst, spreeuw
Leeftijd 6 jaar:
• Het kind kan alle losse klanken en medeklinkercombinaties correct maken.

Slissen en Lispelen

Bij slissen of lispelen worden de [s], [z] of andere klanken verkeerd uitgesproken. Dit kan komen door te slappe tongspieren, te weinig beheersing van de tongmotoriek of het verkeerd aanleren van de [s], [z]. In ernstige gevallen wordt het spreken slecht verstaanbaar, wat soms als zeer storend wordt ervaren. Zo’n verkeerde uitspraak van de klank [s] kan tot gevolg hebben dat een kind er in de klas mee geplaagd wordt. Het spreken klinkt vreemd en ziet er ook anders uit. Volwassenen kunnen problemen verwachten als zij een spreekberoep kiezen.
Er zijn verschillende oorzaken van slissen of lispelen. De tong wordt bijvoorbeeld naar voren tussen de tanden geduwd waardoor een onzuivere [s], [z] wordt gehoord. Soms wordt ook bij andere klanken de tong naar voren geduwd, zoals de [t] en de [d]. De tong kan zijwaarts breed tussen de zijtanden of kiezen worden geschoven. Ook dan ontstaat een onzuiver [s], [z]-geluid. Kinderen of volwassenen met een open beet, bij wie er te veel ruimte is tussen de onder- en boventanden, zullen hun tong vaak tussen de opening van de tanden duwen.

Een verkeerd uitgesproken [s] maakt dat ook andere klanken, zoals de [z], [sj] en [zj], vaak verkeerd worden uitgesproken.

Slissen en lispelen gaan dikwijls samen met afwijkende mondgewoonten, zoals duim- en vingerzuigen. Door het slissen of lispelen kan de stand van het gebit beïnvloed worden doordat tanden en kiezen naar voren of naar buiten worden gedrukt. Andersom komt ook voor: door een slappe mondmotoriek kan slissen of lispelen ontstaan. Daarnaast is de kans op afwijkend slikken groter bij de aanwezigheid van slissen en lispelen.
Slissen of lispelen ontstaat meestal tijdens de spraakontwikkeling, maar kan op alle leeftijden voorkomen.

Wat doet de logopedist?
De logopedist onderzoekt de oorzaak van het slissen. Daarna kan er een behandeling worden gestart. Hierbij wordt er bijvoorbeeld aandacht besteed aan het onderscheid tussen een goede en een foute [s]; hierbij worden het luisteren, kijken en voelen ingeschakeld.

Met oefeningen van de mondmotoriek worden de spieren in de mond versterkt en men leert de tong op de juiste wijze te gebruiken.

Mondmotoriek

Bij kinderen bijv.
• Open mondgedrag, mondademen.
• Slappe mondspieren.
• Een verkeerde slikgewoonte.
• Speekselverlies.
Bij volwassenen bijv.
• Eet- en slikproblemen bij neurologische aandoeningen.

Logopedie en lezen/spelling

Lezen bij kinderen
Voordat kinderen leren lezen en spellen kunnen er al problemen zijn met de spraak- en/ of taalontwikkeling. Deze risicofactoren kunnen al vroeg door de logopedist gesignaleerd worden.
Het kind kan vanaf groep 2 moeite hebben met het leren van de letters en uiteindelijk het herkennen van woorden in groep 3. Kinderen die moeite hebben met lezen kunnen hierdoor verkeerde leesstrategieën ontwikkelen. Ze blijven bijvoorbeeld spellend lezen (en gaan geen woorden herkennen) of gaan radend lezen (de kinderen raden wat er staat). Kinderen die moeilijkheden kunnen krijgen met het leren lezen en schrijven kunnen signalen afgeven in groep 1 of 2. Hij of zij heeft bijvoorbeeld moeite met het onthouden van namen, versjes, kleuren, figuren of symbolen. Ook kan het zijn dat het kind weinig of geen interesse toont in taal of letters. Als een kind leert lezen is het belangrijk dat de taal voldoende ontwikkeld is. Het is erg moeilijk om een woord te lezen waarvan je de betekenis niet kent. Ook is het belangrijk dat het kind goed hoort en verschillen in klanken kan onderscheiden. Bij elke letter hoort een klank. Als het kind het moeilijk vindt om het verschil in klanken te horen, kan dit ook een belemmering zijn.
Logopedie
Als het kind moeite heeft met het leren lezen (vanaf groep 2) brengt de logopedist de taalontwikkeling in beeld samen met andere voorwaarden die belangrijk zijn bij het leren lezen. (Zoals bijvoorbeeld het onderscheiden van klanken: de auditieve voorwaarden). Vervolgens kan er bekeken worden hoe logopedie het kind kan ondersteunen in zijn leesproces. Dit kan zijn door het stimuleren van de taalontwikkeling, of het stimuleren van de leesvoorwaarden.
Bij kinderen met lees- en spellingproblemen hoeft geen sprake te zijn van dyslexie. Wel bieden wij passend onderzoek en behandeling van zowel lees-en spellingproblemen als dyslexie.

Problemen met auditieve functies

Auditieve verwerkingsproblemen

Iemand kan een luisterprobleem hebben ondanks een normale gehoordrempel; je kunt dan wel goed horen, maar niet goed verstaan. Nadat de oren het geluid hebben opgevangen, moet dit in de hersenen verwerkt worden tot een betekenisvolle boodschap. Dit deel van het proces wordt auditieve verwerking genoemd. Bij auditieve verwerkingsproblemen (AVP) zijn er problemen met de auditieve functies. Auditieve functies worden vaak uitgelegd als “wat we doen met wat we horen”. Oftewel: het verwerken van geluiden, klanken en spraak. Auditieve verwerkingsproblemen leiden tot problemen met verstaan in moeilijke luistersituaties, zoals bijvoorbeeld in een drukke klas, een rumoerig café, of tijdens een gesprek met het geluid van de radio op de achtergrond.
Half woord
Een luisteraar met een auditief verwerkingsprobleem heeft aan een half woord niet genoeg en heeft dus meer spraakinformatie nodig om de boodschap te verstaan. Dit kan problemen opleveren voor de spraak-taalontwikkeling, de ontwikkeling van de communicatieve vaardigheden, de ontwikkeling van het lezen en tijdens de sociale contacten.
De logopedist
De logopedist levert een belangrijke bijdrage aan het ontdekken, vaststellen en behandelen van problemen in de luistervaardigheid. Wanneer een kind bijvoorbeeld verwezen wordt omdat het moeite heeft met het begrijpen van mondelinge taal, zal de logopedist allereerst willen vaststellen of er sprake is van een luisterprobleem. In eerste instantie is het dan belangrijk dat er onderscheid kan worden gemaakt tussen aandachtsproblemen, gehoorverlies en auditieve verwerkingsproblemen. Door middel van uitgebreid onderzoek op een audiologisch centrum, waaraan de logopedist ook een bijdrage levert, kan een luisterprobleem in kaart worden gebracht. Dit onderzoek wordt vaak pas op zesjarige leeftijd afgenomen en bevat onder andere een uitgebreide gehoortest en een spraak-taalonderzoek.
Trainen
Zoals hierboven al werd gezegd: luisterproblemen kunnen nadelige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van taal, communicatieve vaardigheden en leren lezen. Door middel van training op deze gebieden kan het kind beter leren omgaan met de luisterproblemen. Enerzijds kunnen de auditieve vaardigheden worden getraind, waaronder het goed kunnen onderscheiden van spraakklanken (bus vs. mus) of het leren invullen van ontbrekende woorddelen (´ik kijk te_visie´). Anderzijds kunnen ook de compenserende vaardigheden worden getraind, waaronder het vermogen om visuele informatie te gebruiken (liplezen), de taalvaardigheid (woordenschattraining) en strategieën om mondelinge informatie beter te kunnen onthouden (in stukken splitsen, aantekeningen maken).
Tenslotte begeleidt de logopedist ook de omgeving van de luisteraar: de leerkracht krijgt tips voor het duidelijk aanbieden van instructies en het verbeteren van de luistersituatie in de klas, de ouders krijgen aanwijzingen om thuis voor een rustige omgeving te zorgen. Het gebruik van ondersteunende luisterapparatuur (soloapparatuur of FM-apparatuur) in de klassituatie kan een extra hulpmiddel zijn om de geluidskwaliteit van de aangeboden informatie te optimaliseren. Hiermee krijgt het kind betere toegang tot de instructies van de leerkracht.

Twijfelt u of het kind AVP heeft? Bekijk dan hieronder de checklist Auditieve Verwerkingsproblemen:
Checklist voor kinderen met auditieve verwerkingsproblemen
1. Gedrag als een slechthorend kind.
2. Regelmatig misverstaan; moeite met het onderscheiden van verschillende spraakklanken.
3. Moeite met het onthouden en manipuleren van fonemen (analyse, synthese).
4. Moeite met spraakverstaan in een rumoerige omgeving.
5. Zwak auditief geheugen; moeite met lange opdrachten.
6. Wisselend scorepatroon bij logopedische en psychologische tests.
7. Zwakke luistervaardigheid, merkbaar door verminderde aandacht voor auditieve informatie; snel afgeleid, onrustig in luistersituaties.
8. Wisselende reacties op auditieve informatie, niet altijd bewust van geluid/auditieve informatie.
9. Conversatievaardigheid verbetert bij individuele benadering.
10. Stoornis in taalbegrip en/of taalproductie. Er kan een discrepantie zijn tussen taalproductie- en taalbegripsvaardigheden.
11. Moeite met het verstaan van personen, die snel praten, of met een onbekend accent/dialect spreken.
12. Zwakke muzikale vaardigheden; herkent geen melodieën of ritmes; zwakke prosodie in spraakproductie.
Voorwaarden
Een auditief verwerkingsprobleem is mogelijk aanwezig als:
• Minstens vier van bovengenoemde criteria aanwezig zijn,
• deze problemen langer dan 6 maanden bestaan,
• de auditieve vaardigheden slechter zijn dan verwacht, gezien kalenderleeftijd en
• andere (bijv. visuele, non-verbale) vaardigheden.
Oorspronkelijke versie Keith, 2000; bewerkt door Karin Neijenhuis (2003)

 

 

Stem

Stemproblemen
Wat is een zwakke stem?
Een zwakke stem is een in aanleg beperkte stem die vaak en snel hees wordt. De bouw van de larynx bepaalt in belangrijke mate hoe sterk de stem is. Bij een zwakke stem is er meer kracht en spierspanning nodig om met een gemiddelde luidheid te spreken en om dit langere tijd vol te houden. Vaak leidt dit tot overbelasting en verkeerd gebruik van de stem. Heesheid, pijnklachten en vermoeidheid bij het spreken zijn het gevolg. Veel schrapen, kuchen en hoesten is enerzijds het gevolg van deze irritaties, maar verergert anderzijds de klachten. Vooral in spreekberoepen zal een zwakke stem tot problemen leiden. De stem heeft dan te weinig draagkracht om les te geven in rumoerige klaslokalen; of de stem laat het afweten bij (langdurig) spreken in een grote ruimte. Ook zingen in een koor kan dan stemproblemen geven.
Wat doet de logopedist?
Als onderzoek door de kno-arts geen afwijkingen aan de stembanden laat zien, zal de logopedist de stem verder onderzoeken. De mogelijkheden van de stem wat betreft hoogte, luidheid en draagkracht worden bepaald. Het voornaamste doel van de behandeling zal zijn de mogelijkheden van de stem zo goed mogelijk te benutten. Dit wordt bereikt door oefeningen voor een goede houding tijdens het spreken, ontspanningsoefeningen, ademoefeningen, stemoefeningen en oefeningen voor een duidelijke uitspraak. Stem sparende (ofwel stem hygiënische) adviezen kunnen nuttig zijn. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan arbeidsomstandigheden als akoestiek en omgevingslawaai. Een in aanleg zwakke stem zal door training geen sterke stem met vele mogelijkheden worden. Wel zal het stemgeven economischer gebeuren en daardoor minder belastend zijn. De klachten nemen hierdoor vrij snel af.
Wat is heesheid?
Heesheid is een stoornis waarbij de stemkwaliteit is verslechterd. Heesheid wordt gekenmerkt door het niet goed sluiten van de stemplooien (een betere benaming dan stembanden) in het strottenhoofd, of door het niet correct verlopen van het golf- en trilling patroon van de stemplooien. Bij heesheid klinkt de stem niet meer helder: er is een fijne of grove ruis te horen of een kraak. De stem kan zelfs helemaal of gedeeltelijk wegvallen. De oorzaak kan liggen in het stemorgaan zelf, maar ook het verkeerd gebruiken van het stemorgaan kan heesheid veroorzaken. Soms leiden psychische problemen tot heesheid. Vaker is een combinatie van deze factoren de oorzaak van heesheid. Een verkeerd gebruik van de stem kan leiden tot vormverandering van het stemplooiweefsel, waardoor stemplooiknobbeltjes (ook nog wel stembandknobbeltjes genoemd) ontstaan. De kno-arts stelt de diagnose. Heesheidsklachten gaan meestal samen met andere symptomen, zoals te luid of te zacht spreken, spreken op een te hoge toonhoogte of geknepen spreken. De ademhaling kan anders en onregelmatig zijn en vaak is er pijn in het keelgebied. Heesheid kan zowel bij kinderen als bij volwassenen voorkomen. Bij kinderen is heesheid vaak terug te voeren op misbruik van de stem. Bij volwassenen is de oorzaak van heesheid eerder het niet correct gebruiken van de stem, met name op momenten dat de stem extra belast moet worden. In beide gevallen is er dikwijls ook sprake van een zwak stemorgaan.
Wat doet de logopedist?
Een hese stem kan gunstig beïnvloed worden door een goede lichaamshouding, ademhaling en manier van stemgeven. De logopedist kan verschillende technieken aanleren of bestaande technieken verbeteren. Daarbij wordt toegewerkt naar een evenwichtige manier van stemgeven; resonantie (de draagkracht van de stem) en articulatie (duidelijke uitspraak) spelen hierbij ook een rol. Bij de logopedische therapie nemen stem hygiënische adviezen, zoals bijvoorbeeld het afleren van veelvuldig kuchen of keelschrapen, een belangrijke plaats in. Bij kinderen is het afleren van stem belastende gewoontes als veel schreeuwen en gekke stemmetjes nadoen een belangrijk behandeldoel. Niet altijd is het verkrijgen van een heldere stem het uiteindelijke doel van de logopedische behandeling. Dit is niet altijd haalbaar, met name wanneer er blijvende afwijkingen of beperkingen bij het stemapparaat zijn. Dan staat het op een economische manier leren spreken voorop, waarbij klachten als vermoeidheid na het spreken en een geïrriteerde keel verminderen of verdwijnen.
Logopedische therapie kan gecombineerd worden met een stem chirurgische behandeling; hierbij wordt bij voorkeur zowel vóór als na de operatie logopedisch behandeld.

OroMyoFunctioneleTherapie (OMFT)

Afwijkende mondgewoonten: duim/vinger/speenzuigen, openmondgedrag, habitueel, mondademen, afwijkende tongligging in rust, nagelbijten en afwijkend slikken kunnen schadelijk zijn voor het gebit en/of de kaak of invloed hebben op het gehoor. Het evenwicht van de spieren raakt verstoord waardoor er pijn, articulatie of slikproblemen kunnen optreden. De afwijkende gewoonten moeten volledig worden afgeleerd en er moeten nieuwe goede gewoontes worden aangeleerd. Dat kan m.b.v. Oro Myo Functionele Therapie (OMFT).


Oro-myofunctionele therapie (OMFT) is een oefentherapie. Deze therapie is er op gericht alle mondspieren weer in evenwicht te brengen door gerichte oefeningen te geven en foutieve gewoonten af te leren. De therapie pakt daarmee de oorzaak aan van één of meerdere problemen en niet alleen de gevolgen van het verkeerde evenwicht. Door deze aanpak is de kans op een relaps bij andere therapieën zoals logopedische articulatiebehandeling, orthodontie of chirurgische kaakcorrectie veel minder.


Met verschillende meetapparatuur kan er worden beoordeeld of de spierspanning van het mondgebied d.m.v. oefeningen voldoende is hersteld en de spieren weer in evenwicht zijn.

 

 

Stotteren bij kinderen

Stotteren bij kinderen
Kinderen kunnen niet meteen vloeiend spreken, die ontwikkeling gaat geleidelijk. Stotteren ontstaat vaak tussen het tweede en zevende jaar. We spreken van stotteren als klanken, lettergrepen of woorden worden herhaald, klanken worden verlengd of met veel spanning worden gemaakt. De aanleg om te gaan stotteren kan erfelijk zijn.
Veel kinderen maken rond het derde levensjaar een periode door waarin ze (tijdelijk) stotteren.
Het is raadzaam contact op te nemen met een logopedist of stottertherapeut als u zelf twijfelt of bij de volgende kenmerken:
• Uw kind is zich bewust van het stotteren.
• Uw kind vecht tegen het stotteren, dit is hoorbaar aan blokkades of meebewegingen van het gezicht en/of lichaam tijdens het spreken.
• Uw kind vermijdt bepaalde spreeksituaties, klanken en woorden.
• Het duurt lang voor uw kind iets kan zeggen.
Klik op onderstaande link voor de screeningslijst stotteren:
www.stotteren.nl/ouders/screeningslijst-voor-stotteren-sls.html

Stotteren bij volwassenen

Wat is stotteren?

Stotteren is niet-vloeiend spreken: een verzameling van hoorbare, soms zichtbare en vaak ook verborgen symptomen, die per situatie kunnen verschillen.
De symptomen zijn een gewoonte en te onderscheiden van ‘normale’ niet-vloeiendheden.
• Hoorbare symptomen kunnen zijn: herhalingen, verlengingen en blokkades.
• Zichtbare symptomen kunnen zijn: meebewegingen in het gezicht of van ledematen; aan spreken gekoppelde ‘tics’.
• Verborgen symptomen: spreekangst, stotterangst, vermijden van spreeksituaties (sociale angst), minderwaardig voelen, schaamte, depressies. Vooral de verborgen symptomen kunnen leiden tot leerproblemen, minder presteren, psycho-sociale problematiek.
Wat doet de logopedist?
Een logopedist doet in eerste instantie uitgebreid stotteronderzoek. Hierbij wordt het stotteren in kaart gebracht. Het hoorbare en zichtbare stottergedrag, zoals herhalingen, verlengingen, blokkades, meebewegingen, uitlokkende en/of in stand houdende factoren, zoals snelheid, spanning in de persoon of in de omgeving, belemmeringen. Hoe reageert de persoon op het niet vloeiend spreken, waarbij zowel wordt gekeken naar gedrag (bijv. vermijding, vechtgedrag) als gedachten over het spreken en emoties die hierbij een rol spelen. Hoe reageert de directe omgeving van de persoon op het stotteren.
Naar aanleiding van dit onderzoek zal de logopedist een plan van aanpak opstellen. Het gaat er dan om de vaardigheden dermate te vergroten dat het spreken vloeiender verloopt. Dit kan zijn door bijvoorbeeld de spraakmotoriek te oefenen, maar ook door specifieke spreektechnieken te oefenen of aanpak van de beleving van het stotteren.