Kinderoefentherapie Cesar

Wat is kinderoefentherapie?

Bewegen is erg belangrijk voor de ontwikkeling van een kind, dit is ook een favoriete bezigheid van kinderen. Tijdens de basisschoolperiode leren ze veel nieuwe vaardigheden zoals fietsen, zwemmen en schrijven. Bij de meeste kinderen gaat het aanleren hiervan vanzelf. Soms vinden kinderen het moeilijk om bepaalde activiteiten goed uit te voeren, hoe hard ze hun best ook doen. In dat geval kan de kinderoefentherapeut hulp bieden!

Kinderoefentherapie is een specialisatie van de Oefentherapie Cesar en Mensendieck. Bij de behandeling van kinderen wordt, net als bij de algemene oefentherapie, aangesloten bij de dagelijkse vaardigheden, houdingen en bewegingen.

Een kinderoefentherapeut behandelt kinderen met motorische problemen wanneer deze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van het kind. Hierbij kan gedacht worden aan: niet goed meekomen tijdens de gymles, het buitenspelen maar ook aan moeite met kleuren en schrijven. De kinderoefentherapeut sluit tijdens de behandeling aan bij de activiteiten waar het kind moeite mee heeft. Spel en plezier in bewegen staan tijdens een kinderoefentherapeutische behandeling op de voorgrond!

 

Behandeling in de leeftijd 0-4 jaar

Behandeling voor kinderen tot 4 jaar is een specialisatie binnen de kinderoefentherapie. In de eerste jaren ontwikkelen en groeien kinderen snel. Sneller dan in enige andere fase van hun leven. Het kind ontwikkelt zich van een pasgeboren baby naar een peuter die rondrent, springt en overal op klautert. Spelenderwijs leert het de vaardigheden die het de rest van zijn leven nodig heeft. Meestal gebeurt dit spontaan en gaat dit goed, maar soms loopt een kind een achterstand op in de motorische ontwikkeling of ontwikkelt een baby een voorkeurshouding.
In deze situaties kan een baby of peuter baat hebben bij hulp van een kinderoefentherapeut:
· het achterblijven in de ontwikkeling van het rollen, zitten, kruipen, staan, lopen;
· niet soepel bewegen;
· weinig initiatief nemen of weinig onderzoekend zijn;
· een asymmetrische houding ( voorkeurshouding);
· een scheef of afgeplat hoofdje;
· een hoge spierspanning ( dit gaat vaak gepaard met overstrekken en huilen);
· een lage spierspanning ( een kind voelt dan te slap aan);
· angstig en onrustig zijn;
· veel vallen;
· zich niet goed opvangen bij vallen.

Motorische mijlpalen en het signaleren van motorische problemen bij een 4-jarige

Belangrijke kenmerken bij een 4-jarige (groep 1) op school:
• Aanwezigheid van symmetrie van armen en benen. Dit houdt bijvoorbeeld in met twee benen tegelijk kunnen springen (i.p.v. huppen) en met twee armen een grotere bal rollen en stuiten/gooien.
• Vrij bewegen op schoolplein/gymzaal, klimmen klauteren, dynamisch gaan bewegen, zoals het rennen. Het is opvallend als een kind niet mee wil doen met bewegingsactiviteiten of juist nergens gevaar ziet, vaak valt/struikelt/botst.
• Bij een 4-jarige vergroot met name de geoefendheid/kwantiteit van de fijne motoriek. Het kind vindt het leuk om met verschillende materialen aan de slag te gaan, te onderzoeken, zoals zandtafel, vingerverf, klei, krijten, tekenen op grote vellen, kleuren en knippen.
• De ruimtelijke ontwikkeling en het lichaamsbesef moeten op gang komen.
• Zelfredzaamheid vergroot, zoals aan- en uitkleden, zelf eten met bestek, knippen, maar ook het fietsen met en zonder zijwielen.

Motorische mijlpalen en het signaleren van motorische problemen bij een 5-jarige

Belangrijke kenmerken bij een 5-jarige (groep 2) op school:
• Vrij bewegen in gymzaal en schoolplein, hierbij ook meer eigen initiatief en in spelvorm (=dubbeltaak).
• Kunnen fietsen zonder zijwielen en dit in zijn/haar spel toepassen. Wanneer een kind zelf variatie in bewegen opdoet en geleerde vaardigheden gaat toepassen is dit een teken dat de motoriek voldoende ontwikkelt/vaardigheden automatiseren.
• Zithouding even vol kunnen houden, zoals bij het in de kring zitten en tijdens een taakje.
• Fijn motorisch: voorkeurshand moet duidelijk zijn en hiermee de juiste verdeling werk/steunhand. De tekenbeweging wordt vloeiender en pengreep juist. Het tekenen / kleuren moet kwalitatief gaan ontwikkelen, evenals taakgerichte opdrachten zoals de naam (na)schrijven, gedetailleerde poppetjes en figuren zoals een driehoek kunnen tekenen.
• Ruimtelijke ontwikkeling / lichaamsbesef. Bijv. aankleden binnen de afzienbare tijd en in dit in de juiste volgorde kunnen (plan), dingen kunnen vinden.

Motorische mijlpalen en het signaleren van motorische problemen bij een 6 en 7-jarige

Belangrijke kenmerken bij een 6- en 7-jarige (groep 3 en 4) op school:
NB; let op de kinderen van 5 jaar in groep 3, zij moeten op een relatief hoog motorisch niveau presteren.
• Vanaf 6-jarige leeftijd kan het kind complexere vaardigheden aanleren/automatiseren, zoals zwemmen, schrijven, planning van taken, lezen, veters strikken en eten met mes en vork, je blad goed meedraaien met je steunhand bij knippen, schrijven. Oftewel het kind is in staat om met de voorkeurshand een beweging (bijv. knippen) uit te voeren waarbij de andere hand een goede ondersteuning biedt (bv draaien van papier tijdens het knippen).
• Het schrijfproces. Tot groep 2 was vooral de kwantiteit van bewegen belangrijk, de geoefendheid van de motoriek. Vanaf groep 3 wordt de kwaliteit van bewegen (hoe voer je een beweging uit) belangrijk, voorwaarden voor het schrijfproces zijn een symmetrische zithouding (evenwicht), een vloeiende armbeweging, juiste pengreep en –druk en optimale verdeling van de werk- en steunhand. Wanneer het op blijft vallen dat de schrijfbeweging krampachtig verloopt, zithouding onvoldoende is of hij/zij nog weinig plezier heeft in handvaardigheid en schrijven is het aanbieden van extra oefenmomenten belangrijk. Je kunt niet alles in de klas oefenen, het is belangrijk dat je als leerkracht deze problemen signaleert en ouders kan adviseren.
• Ruimtelijke ontwikkeling/ lichaamsbesef. Wanneer dit voldoende ontwikkelt, heeft een kind in groep 3/4 planning/overzicht in werktaken, de richtingen van cijfers en letters en verdeling schrijfvlak.

Motorische mijlpalen en het signaleren van motorische problemen vanaf 8 jaar

Belangrijke kenmerken voor groep 5 en hoger
• Het schrijfproces gaat automatiseren, waardoor schrijftempo verhoogt en het kind dubbeltaken erbij uit kunnen voeren.
• Complexe coördinatie bij gymles kan aangeleerd worden en automatiseren.
• Wanneer motorische vaardigheden nog moeite kosten, is het belangrijk om te achterhalen waardoor dit komt, want dat is niet meer passend bij deze leeftijdsgroep.
• Invloed motorische ontwikkeling op rekenen en pesten
• Leren rekenen
• De motorische ontwikkeling heeft een belangrijke invloed op de totale ontwikkeling van een kind. Door het bewegen leert het kind zijn lichaam kennen (lichaamsschema) en van daaruit de omgeving (ruimtelijke oriëntatie). Dit is van belang om te leren rekenen.
• Pesten
• Als kinderen met elkaar spelen, beoordelen zij elkaar vaak op motorische vaardigheden tijdens verschillende spelsituaties. Kinderen zeggen daarbij vaak wat ze zien: ‘Wat ren je gek’, of‚ ‘doe toch eens beter je best om die bal te vangen’. Of als een kind altijd als laatste wordt gekozen, omdat het niet snel genoeg vangt, gooit of rent, kan er een negatief zelfbeeld ontstaan. Het kind kan daardoor de moed verliezen, minder zelfvertrouwen ontwikkelen en last van faalangst krijgen.
• Het optimaliseren van de motorische vaardigheden kan zo een duidelijk effect hebben op de sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind. De individuele therapie is vaak net het duwtje dat een kind nodig heeft om de spiraal van het steeds onhandiger worden te doorbreken.
• “ik durf nu eigenlijk best mee te doen”

Samenwerking hersenhelften

Links/rechts samenwerking / complexe vaardigheden
• In de leeftijd van 4-6 jaar staat de kleutermotoriek centraal, waarbij het kenmerk symmetrie is. Het symmetrisch bewegen is een belangrijke fase in de motorische ontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn springen met 2 benen tegelijk en een bal gooien met 2 armen tegelijk.
• Na de symmetrische fase (kleutermotoriek) staat de lateralisatie fase centraal. Deze fase begint gemiddeld genomen aan het einde van het 6e levensjaar en aan het begin van het 7e levensjaar.
• Op dat moment begint de links/rechts samenwerking zich verder te ontwikkelen. De linker en rechter hersenhelft gaan zich vanaf dat moment verder specialiseren, maar de samenwerking tussen deze beide hersenhelften wordt des te belangrijker. Er ontstaat onder andere een duidelijk verdeling in de werk/steun hand relatie en het gedifferentieerd bewegen zal zich steeds verder ontwikkelen.
• Doordat de hersenhelften zich verder specialiseren is het belangrijk dat de informatie tussen de linker en rechter hersenhelft snel kan worden uitgewisseld, door via de hersenbalk (corpus callosum) verbindingen te maken. Op het moment dat er voldoende verbindingen aanwezig zijn, kan het kind gemakkelijker tot het aanleren van complexe vaardigheden (dubbeltaken) komen en automatiseren vaardigheden over het algemeen ook sneller. Voorbeelden van dit soort vaardigheden zijn touwtje springen, veters strikken, zwemmen, maar ook vaardigheden zoals het schrijven tijdens een dictee (cognitieve taak combineren met een motorische taak).
• De kinderoefentherapeut is gespecialiseerd om de links/rechts samenwerking (ook wel links/rechts coördinatie genoemd) verder te ontwikkelen bij kinderen die hierin problemen ervaren.

Onderzoek kinderoefentherapie

Na aanmelding worden een intake en een motorisch onderzoek afgenomen. Er wordt gekeken naar de motorische ontwikkeling van het kind met als achtergrond de voorgeschiedenis en hulpvraag. De onderdelen van de motoriek die aan bod komen zijn evenwicht, grove motoriek, fijne motoriek, oog-hand coördinatie, schrijven, lichaamsschema, ruimtelijke oriëntatie en houding. Ook factoren als concentratie, impulsiviteit, faalangst en leer strategieën worden geobserveerd. Op deze manier wordt beoordeeld wat de mogelijkheden van het kind zijn en waar de problemen liggen. De resultaten, de kinderoefentherapeutische diagnose, het behandeldoel en -plan worden weergegeven in een verslag en dit wordt besproken.

Hoofdpijn

• Iedereen heeft wel eens hoofdpijn. Bij de meeste mensen is dit gelukkig van voorbijgaande aard. Soms kan hoofdpijn het dagelijks functioneren negatief beïnvloeden. De hoofdpijn blijft terugkomen of krijgt zelfs een chronisch karakter. Er worden verschillende soorten hoofdpijn onderscheiden, waarvan migraine en (spier)spanningshoofdpijn het meest bekend zijn. (spier)Spanningshoofdpijn is met behulp van een oefentherapeut positief te beïnvloeden.
• Kenmerkend voor (spier)spanningshoofdpijn is een drukkend, trekkend of klemmend gevoel om het hoofd (strakke band, helm), dat zowel aan één als aan beide zijden voor kan komen. Vaak gaan deze klachten (vooraf) gepaard met een gespannen gevoel in nek en schouders. De oorzaak van (spier)spanningshoofdpijn is een te hoge spanning van de spieren die van de schouders naar de nek en het hoofd lopen. Deze verhoogde spierspanning wordt vaak veroorzaakt door stress,kou,vocht of een verkeerde houding.

Scoliose

Scoliose is een zijdelingse verkromming van de wervelkolom. Er zijn verschillende soorten scoliose, zoals een niet structurele (of functionele) scoliose en de structurele scoliose. Een structurele scoliose is een scoliose die al vanaf jonge leeftijd aanwezig is waarbij de wervels ten opzichte van elkaar gedraaid staan. Een niet structurele of functionele scoliose ontstaat vaak als gevolg van pijn, beenlengteverschil of door een duidelijke voorkeurshouding. Als de scoliose op jongere leeftijd ontstaat, bestaat de kans op verergering van de verkromming, doordat het skelet nog niet is volgroeid.
Een scoliose heeft de neiging om te verergeren tijdens de groei. Vroegtijdig ontdekken is daarom van groot belang. Op jonge leeftijd is de wervelkolom nog soepel en is correctie van de verkromming beter mogelijk dan op latere leeftijd.